Kersenvlieg

De kersenvlieg behoort tot de bijtende insecten en is het meest voorkomende ongedierte dat kersenbomen beschadigt. De vruchten lijden er visueel onder omdat ze mat en zacht worden, en ze verrotten bovendien. De kersenvlieg legt bij het begin van de vruchtkleuring enkelvoudige eitjes in de vruchten. De maden ontwikkelen zich in de kersen en vreten het vruchtvlees rondom de pit kapot. Na ongeveer 3 weken verlaat de made de vrucht en verpopt zich in de bodem, waar ze overwintert op ongeveer 3 cm diepte. Er ontstaat 1 generatie per jaar. Tijdens hun fase als vlieg kunnen veel neerslag en koelere temperaturen aantasting door deze schadelijke insecten verminderen. Vroege kersenbomen worden niet aangetast, omdat deze rijpen wanneer de ontwikkeling van de vliegen nog niet ver genoeg is.

De vrouwtjes worden gevangen met een vruchtmadenval, zodat de ei-afleg wordt verhinderd. Plaats van half mei tot eind juni de vruchtmadenvallen vooral op de zonnige plekken in de boom. Bovendien moeten alle gevallen vruchten worden verzameld en vernietigd (niet gecomposteerd) terwijl de maden er nog in zitten. Pluk alle vruchten af zonder iets achter te laten en bewerk de grond zodanig (losmaken) dat de maden in de winter doodgaan.