Je eigen tuin biedt niet alleen een habitat voor planten, maar ook nuttige dieren voelen zich er thuis. Help wilde bijen en hommels, padden en hagedissen, maar ook zoogdieren zoals egels, marters en wezels en natuurlijk vogels een goed onderkomen in je tuin vinden. We laten je zien hoe u deze nuttige dieren kunt ondersteunen.
In Midden-Europa leven meer dan 500 bijensoorten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen honingbijen, behangersbijen, zandbijen, zijdebijen, groefbijen, Melittidae en sachembijen/Amegilla. Alle bijensoorten, behalve de honingbij, worden wilde bijen genoemd.
Wilde bijen zorgen samen met de honingbijen voor de bestuiving van planten. Als er geen bijenkorven in de buurt zijn, bestuiven wilde bijen en hommels de planten in onze tuinen, bijvoorbeeld bessenstruiken, appelbomen en zonnebloemen.
De meeste wilde bijen leven alleen. Ze bouwen buisvormige nesten in holle stengels of in verrot hout en plantaardig materiaal. Ook gaten in muren gebruiken wilde bijen graag.
Wilde bijen houden van warmte. Daarom worden ze aangetrokken tot de warmtestraling van huizen. Ze zijn niet mensenschuw. Ze zijn absoluut niet agressief en het zijn daarom interessante dieren om in je tuin te hebben en te observeren.
Helaas behoren ze ook tot de bedreigde insectensoorten. Hun aantal is de laatste 20 tot 30 jaar sterk afgenomen. De reden daarvan is dat ze niet meer voldoende voedsel kunnen vinden. Ook goede broed- en overwinteringsplaatsen zijn zeldzaam geworden.
De volgende planten kunnen dienst doen als bouwmateriaal voor nesten en bevorderen zo de komst van wilde bijen in je tuin:
Sommige wilde bijensoorten zijn gespecialiseerd in bepaalde voedselplanten en kunnen voor hun voedselinname niet omschakelen naar andere bloemplanten. Als je met bovengenoemde planten een leefgebied voor wilde bijen schept, komen er vanzelf andere plantensoorten bij, die de wilde bijen weer tot voedsel dienen.
Eenvoudige tips en handigheidjes
Bestuivers van planten
Om de komst van wilde bijen in je tuin te stimuleren, kan je het volgende doen:
• Nesthulpen voor wilde bijen plaatsen
• Plantensoorten ondersteunen die voor wilde bijen geschikt zijn als materiaal om nesten van te bouwen
• Voedselplanten aanplanten in het nestgebied
Het aantal wilde bijensoorten is enorm. Verschillende soorten hebben een voorkeur voor verschillende nesthulpen. Met de volgende maatregelen geef je deze nuttige insecten een onderkomen:
Nesthulpen voor bewoners van verrot hout
Enkele wilde bijensoorten bouwen hun nesten in verrot hout. Wanneer er in je tuin verrotte stukken hout, stammen of takken liggen, worden deze soorten daartoe aangetrokken. Ook houtstapels zijn aantrekkelijk voor deze soorten. Verwijder verrot hout daarom niet, maar leg het indien mogelijk in een beschutte hoek van uw tuin.
Nesthulpen voor bewoners van holle ruimten
Dit zijn wilde bijen die hun nesten bouwen in holle stelen, gaten in takken en twijgen. Voor de bouw van het bijenhotel zaag je 1 tot 1,5 cm dikke bamboestokken na een verdikking glad af. Je hebt nu een groot aantal buisjes, die je bijvoorbeeld in een leeg conservenblik kan zetten. Bevestig een afdakje van bijvoorbeeld bitumen op het blik om de bamboebuisjes tegen wind en regen te beschutten. Behalve bamboestokken zijn hiervoor ook de holle takken van een forsythia of vlier en riethalmen geschikt. Wilde bijen zijn eveneens blij met blokken van eiken- of essenhout. Boor daarin met een boormachine gaten met verschillende diameters (2 tot 8 mm) en zet de blokken op een overdekte plek.
Nesthulpen voor bewoners van stengels die merg bevatten
Toorts, frambozen, bramen en heggenroos hebben stengels die merg bevatten. Je kan deze planten of struiken met een snoeischaar afknippen, zodat de wilde bij het merg in kan kruipen. Je mag de afgeknipte tak of stengel ook verticaal aan bijvoorbeeld een tuinhek bevestigen.
Vreters van ongedierte
Wetenswaardigs over hagedissen
Ook hagedissen behoren tot de nuttige dieren. Ze voeden zich met luizen, krekels, mieren, vliegen, sprinkhanen, spinnen en duizendpoten. Als u hagedissen een habitat biedt in je tuin, maak je goede kans van alle plaagdieren af te komen.
Hagedissen behoren voor een deel tot de bedreigde diersoorten. Hun leefgebied wordt door onze ordelijke tuinen en landschappen steeds kleiner. Daarnaast is de grasmaaier een vijand van hagedissen. Grasvelden worden te laag gemaaid om er nog in te kunnen verblijven of de hagedissen raken tijdens het maaien gewond. Ook jagen huisdieren zoals katten op hagedissen.
Hagedissen zijn koudbloedige dieren. Dat betekent dat ze zich thuis voelen op een zonnige plek waar ze niet worden gestoord. Als schuwe dieren hebben ze vele schuilplaatsen en vooral vorstvrije overwinteringsplaatsen nodig.
Creëer rustige, zonnige plekken
Om zichzelf op te warmen, zoeken hagedissen warme stenen op. We raden daarom aan een grote steenhoop, bijvoorbeeld van veldkeien of rotsblokken, te maken. De keien of rotsblokken moeten van boven vlak zijn en verschillende afmetingen hebben. Maak een verband met zand of kiezelstenen. Kies als plaats voor de steenhoop een zo afgelegen mogelijke plek. Als de plek te veel of deels in de schaduw ligt, kan je de omringende struiken terugsnoeien. Sta, als je een bomenrijke tuin hebt, open plekken toe. Juist op deze lichte plekken voelen hagedissen zich thuis.
Zorg voor schuilplaatsen
Maak op een beschutte, afgelegen plek in de tuin een schuilplaats, die bestaat uit opeengehoopte dikke wortelstukken en takken van verschillende afmetingen. Houd er rekening mee dat de verschillende lagen na verloop van tijd vergaan. Leg er daarom regelmatig nieuw materiaal bij. Begroeide oppervlakken zoals bermen en begraafplaatsen zouden eigenlijk maar zelden moeten worden gemaaid. In randgebieden zou oud gras moeten blijven staan, omdat hagedissen zich hierin kunnen terugtrekken.
Creëer plekken om eieren te leggen
Maak op die plekken een stapel van snoeiafval, mest, bladeren en takken. De plek ligt bij voorkeur vlak bij een bosrand of water. De stapel moet tevens half in de schaduw liggen. Omdat hagedissen graag in hopen snoeiafval verblijven, moeten deze worden uitgeschud voordat ze worden verbrand. De dieren kunnen anders gemakkelijk in het vuur omkomen.
Helpers in de tuin
Wetenswaardigheden over egels
De verschillende egelsoorten behoren tot de klasse der zoogdieren. De meest voorkomende soort in Europa is de egel (Erinaceus europaeus), die als insecteneter een van de beste tuinhelpers is. Het zijn nachtdieren, die met grote eetlust door moestuinen en bloembedden struinen. Ze voeden zich voornamelijk met insecten, larven en ringwormen. Hun lievelingsgerecht is slak.
Egels geven de voorkeur aan een droge leefomgeving. Ze zijn te vinden in lichte bossen, graslandschappen en tuinen. Egels graven meestal hun eigen holen, die dienen als rustplaatsen. In de koelere klimaatzones houden ze een winterslaap.
Hoe je egels kunt ondersteunen
Egels zijn weliswaar wilde dieren, maar ze zoeken in toenemende mate hun leefgebied in de buurt van mensen. Als je tuin voldoende voedsel en beschutting biedt, zullen de egels er zich thuis voelen.
Composthopen zijn voor egels bij uitstek geschikt als bron van voedsel en als schuilplaats. Hiervoor moet je zeker stellen dat de egel de composthoop ook kan bereiken. Ideaal is een open composthoop zonder omranding. Als alternatief kan je op een beschutte plek in de tuin een stapel maken van bladeren, snoeiafval van bomen en struiken en gemaaid gras.
Als je een egel in de tuin hebt, moet je indien mogelijk geen tuinafval verbranden. Wanneer dat toch nodig is, gooi je het tuinafval eerst ondersteboven om er zeker van te zijn dat de egel er niet meer in zit.
Op muizenjacht
Roofvogels houden onze omgeving vrij van muizen en andere knaagdieren. Om voor hen de jacht gemakkelijker te maken, helpt het om één of meerdere zitstokken in de tuin te plaatsen. Juist in de winter moeten uilen en roofvogels energie besparen. Het in cirkels vliegen om te zoeken naar een prooi kost hen veel kracht. In het koude jaargetijde zijn roofvogels daarom zeer gebaat bij zitstokken.
Voor zitstokken geldt dat hoe hoger ze zijn, hoe groter het gebied wordt dat de roofvogel kan overzien. De constructie moet daarom minimaal 2 meter hoog zijn. Het is belangrijk dat de paal stevig in de grond staat en niet wiebelt. Hout is hiervoor geschikt materiaal. Als je een lange metalen paal bij de hand hebt, kan je die natuurlijk ook gebruiken.
Sla een houten paal indien mogelijk niet met een voorhamer of zwaar voorwerp de grond in. Het hout zou anders kunnen splijten. Het verdient de voorkeur een gat van 40 of 50 cm te graven en de paal daarin te plaatsen. Vervolgens vul je het gat met grond en druk je deze aan, zodat de paal stevig in de grond staat. Het onderste deel van de paal moet je coaten met een houtconserveringsmiddel.
Bovenop de paal bevestig je een dwarshout. Dat mag niet geschaafd zijn, omdat de vogel er dan geen grip op heeft. De lengte moet minstens 20 cm en de diameter 3 tot 5 cm zijn. Indien nodig kan je het dwarshout ondersteunen met een hoekijzer.