Groenbemesting maar dan anders

Bij een groenbemesting worden speciale groenbemesters zoals lupine, boekweit, afrikaantjes, inkarnaatklaver of luzerne in een geoogste moestuin gezaaid. Deze planten zorgen ervoor dat de uitgeputte grond terug met stikstof wordt verrijkt en wordt losgemaakt. Na de winter worden de planten, die grotendeels bevroren zijn door de wintervorst, gewoon in de grond gewerkt zodat die goed is voorbereid om beplant te worden met komkommer, koolrabi, wortel of snijbiet. Voor bijzonder sterk terende planten (planten die heel wat voedingsstoffen nodig hebben zoals tomaat, pompoen en meloen) voeg je voor de aanplanting bij voorkeur een meststof met lange werking toe aan de bodem. Die zorgt ervoor dat de planten alle belangrijke voedingsstoffen krijgen die ze nodig hebben.

Groenbemesters zijn vooral geschikt voor grote moestuinen waarin je een ruimte "ongebruikt" kan laten. Daarvoor kan je bijvoorbeeld werken met het vierveldenprincipe. Hierbij wordt het veld opgedeeld in vier stukken. Elk jaar worden er drie beplant met verschillende groenten (één met gulzige planten, één met middelgrote eters en één met planten die weinig voedingsstoffen nodig hebben) terwijl het vierde veld niet wordt beplant. In plaats van groenten te zaaien worden hier in de zomer groenbemesters gezaaid, wat er enerzijds mooi uitziet en veel insecten aantrekt en anderzijds goed is voor de bodem. In het volgende jaar gaan alle groenteplanten een vak verder, zodat een ander vak kan profiteren van groenbemester. Een dergelijke rotatie is vrij complex en vereist dus een goede planning.

Bovendien is niet elke plant even geschikt voor elke groenbemester. De cultuurgewassen en groenbemesters moeten tot verschillende plantenfamilies behoren. Dit betekent dat bijvoorbeeld lupine, klaver en wikke, die tot de familie van de vlinderbloemen behoren, niet worden aanbevolen als groenbemesters in een vak waar erwten of bonen, die eveneens vlinderbloemen zijn, zijn aangeplant of het volgende jaar zullen worden aangeplant. Daarnaast moeten de groenbemesters uit verschillende families komen om bodemmoeheid te voorkomen en echt iets goeds voor de bodem te doen.

Als je het groentebed wilt beplanten met tomaten, komkommers, meloenen, pompoenen of aardappelen, die in september of oktober nog geoogst kunnen worden, dan ziet het er met de klassieke groenbemester wat lastiger uit. De groenbemester heeft namelijk wat tijd nodig om te groeien en maakt de grond met zijn lange wortels los of verrijkt deze met stikstof. Dus als je iets goeds wilt doen voor je moestuin met groenbemesters, plan dan gerust een paar weken in. Net daarom moeten de planten - afhankelijk van het weer - uiterlijk begin oktober worden gezaaid. Onder andere phacelia, gele mosterd en perzische klaver zijn geschikt voor een late groenbemesting in de herfst. Heb je maar weinig tijd voor groenbemester, dan kan je de bodem ook met alternatieven verderhelpen.

Terwijl de klassieke groenbemesters van maart tot oktober kunnen worden gezaaid, moet de grond in het voorjaar worden voorzien van organische meststof. Als de meststof in de late zomer of herfst wordt ingewerkt nadat de moestuin is geoogst, kunnen de voedingsstoffen al vrijkomen, ook al zijn er geen planten aanwezig die ze nodig hebben. In dit geval zouden de voedingsstoffen ongebruikt blijven en in de loop van de winter door regen en sneeuw worden weggespoeld. Het komende jaar zou je dus weer moeten bemesten. Om dit te voorkomen, moet je zeker in het voorjaar bemesten!

Om te vermijden dat de bodem overbemest wordt en er tegelijkertijd voor gezorgd kan worden dat de planten voldoende voedingsstoffen krijgen, moet je de aanbevelingen op de verpakking goed opvolgen. Hier vind je specifieke informatie rond het toedienen van meststoffen.

Om ervoor te zorgen dat de moestuin niet braak hoeft te liggen totdat deze in het voorjaar wordt bemest, kan je deze afdekken met dennentakken of enkele eenjarige bloemen planten zoals winterharde hoornviooltjes. Hierdoor spoelt de grond niet te snel uit en is deze beschermd tegen onkruidzaden die in de nazomer of in de lente door de lucht vliegen en zich maar al te graag op een onbeplante plek vestigen.